Tijdelijkheid van uitzenden

April 17, 2025

Afgelopen maart informeerden we je over het voornemen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om een maximale termijn voor het sluiten van een uitzendovereenkomst bij dezelfde inlener vast te leggen. In vervolg daarop informeren we je in dit bericht over een advies van de Advocaat-Generaal (AG) aan de Hoge Raad over hetzelfde onderwerp.  

 

Beschrijving van de casus 

Het advies van de AG heeft betrekking op de volgende casus. Een werknemer heeft bijna dertien jaar onafgebroken als uitzendkracht gewerkt voor Upfield (voorheen Unilever) op basis van opeenvolgende uitzendovereenkomsten. In 2022 eindigde het uitzendwerk omdat de productieafdeling van Upfield werd gesloten. Werknemer heeft herhaaldelijk gevraagd om een vast dienstverband, maar dit werd steeds geweigerd door Upfield en Unilever. Werknemer stelt dat zijn werk allang niet meer tijdelijk was en dat Upfield misbruik heeft gemaakt van de uitzendconstructie. Hij vordert daarom een arbeidsovereenkomst met Upfield en vraagt om verschillende vergoedingen. Zowel de rechtbank als het gerechtshof hebben deze verzoeken afgewezen, omdat Upfield een objectieve verklaring had voor het gebruik van de uitzendovereenkomst: de behoefte aan een flexibele schil. Tegen de afwijzende uitspraak van het gerechtshof stelt de werknemer cassatie in bij de Hoge Raad. Voordat de Hoge Raad uitspraak doet, geeft de AG een advies. 

 

Advies AG 

Volgens de AG slaagt het cassatieberoep en kan de uitspraak van het gerechtshof niet in stand blijven. De Nederlandse wet kent geen maximumtermijn voor uitzendwerk bij dezelfde inlener, maar de Europese Uitzendrichtlijn stelt dat uitzendkrachten tijdelijk voor een inlener werken. Tijdelijkheid is een kenmerkend aspect van uitzendwerk. Lidstaten moeten maatregelen nemen om misbruik te voorkomen, zoals het omzeilen van de Uitzendrichtlijn door achtereenvolgende opdrachten. Uitzendarbeid bij dezelfde inlenende onderneming mag geen permanente situatie worden. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft een toetsingskader ontwikkeld: als de duur van de activiteit bij de inlener langer is dan redelijkerwijs als tijdelijk kan worden aangemerkt, kan dat een aanwijzing zijn voor misbruik. De nationale rechter moet zich ervan vergewissen dat er geen misbruik is als er geen objectieve verklaring is voor het gebruik van achtereenvolgende uitzendovereenkomsten. 

 

In deze zaak stelt het hof dat de periode van bijna dertien jaar langer is dan redelijkerwijs als tijdelijk kan worden aangemerkt, wat een aanwijzing is voor misbruik van de uitzendovereenkomst. Het hof oordeelt echter dat er geen sprake is van misbruik omdat Upfield behoefte heeft aan een flexibele schil, maar dit argument is volgens de AG niet steekhoudend. Ook de overige argumenten van het hof acht de AG niet steekhoudend. De AG adviseert de Hoge Raad om de argumenten van de werknemer over te nemen en vast te stellen dat Upfield geen objectieve verklaring had voor het jarenlange gebruik van de uitzendovereenkomst. 

 

Uitspraak Hoge Raad 

De uitspraak van de Hoge Raad wordt na de zomer verwacht. Het ligt in de lijn der verwachting dat de minister zijn aangekondigde brief aan de Tweede Kamer over zijn vervolgstappen pas zal versturen nadat de Hoge Raad in deze zaak uitspraak heeft gedaan. 

 


Als je naar aanleiding van bovenstaande informatie vragen hebt, kun je contact opnemen met je contactpersoon bij Florys. Je kunt ook bellen met ons algemene nummer 0184-208208 of een e-mail sturen naar info@florys.nl.  


Meer weten over dit onderwerp? Neem contact op via onderstaande knop

Contact
August 20, 2025
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer geïnformeerd over zijn voornemen om sectorale uitzendverboden mogelijk te maken. Dit betekent dat in specifieke sectoren het inzetten van uitzendkrachten verboden kan worden. Het voorstel is onderdeel van bredere plannen om misstanden in de uitzendbranche aan te pakken en de positie van werkenden te versterken. Aanleiding voor een sectoraal uitzendverbod De minister ziet dat in bepaalde sectoren structureel misbruik wordt gemaakt van uitzendconstructies. Denk aan situaties waarin uitzendwerk wordt ingezet om cao-afspraken te omzeilen, arbeidsvoorwaarden te verslechteren of om concurrentie op arbeidskosten te creëren. In zulke gevallen draagt uitzendarbeid, volgens de minister, niet bij aan flexibiliteit of instroom op de arbeidsmarkt, maar juist aan ondermijning van arbeidsverhoudingen. Met een sectoraal uitzendverbod wil de minister ingrijpen als uitzendwerk niet langer een legitiem doel dient. Het gaat dus niet om een algemeen verbod op uitzendarbeid, maar om gerichte maatregelen in sectoren waar structurele misstanden zijn vastgesteld. Praktische vormgeving Het kabinet onderzoekt momenteel hoe een dergelijk verbod juridisch en praktisch vormgegeven kan worden. Daarbij wordt gekeken naar bestaande wetgeving, zoals de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi), en naar de mogelijkheden om via algemene maatregelen van bestuur (AMvB) sectoren aan te wijzen waarin uitzendarbeid verboden wordt. Ook wordt bekeken hoe dit verbod zich verhoudt tot Europese regelgeving en het vrij verkeer van diensten. De minister benadrukt dat het verbod alleen zal gelden in sectoren waar sprake is van aantoonbare misstanden en dat het zorgvuldig zal worden onderbouwd. Gevolgen voor de praktijk Bij de voorbereiding van het uitzendverbod wordt verwacht dat dit middel voor meerdere sectoren ingezet zou kunnen worden. Gedacht wordt daarbij aan de sectoren schoonmaak, vlees, transport en glastuinbouw. Als je actief bent in een sector die mogelijk onder het verbod gaat vallen, kan dit grote gevolgen hebben voor je bedrijfsvoering. Het is belangrijk om nu al alert te zijn op signalen uit de sector en om je dienstverlening zo in te richten dat deze voldoet aan de geldende normen en cao-afspraken. Voor uitzendondernemers in andere sectoren is dit een moment om te laten zien dat uitzendarbeid op een verantwoorde en legitieme manier wordt ingezet. Transparantie, naleving van cao’s en goede arbeidsvoorwaarden zijn daarbij essentieel.  Als je naar aanleiding van bovenstaande informatie vragen hebt, kun je contact opnemen met je contactpersoon bij Florys. Je kunt ook bellen met ons algemene nummer 0184-208208 of een e-mail sturen naar info@florys.nl .
August 20, 2025
Het kabinet wil kleine en middelgrote werkgevers meer ruimte geven bij de re-integratie van zieke werknemers. Een nieuw wetsvoorstel maakt het mogelijk om na het eerste ziektejaar te stoppen met re-integratie in het eigen bedrijf (eerste spoor) en de focus volledig te verleggen naar re-integratie bij een andere werkgever (tweede spoor). Recent publiceerde de Raad van State haar advies over dit wetsvoorstel. In dit bericht informeren we je daarover. Hoofdlijnen wetsvoorstel Volgens het wetsvoorstel mogen kleine en middelgrote werkgevers – onder voorwaarden – na het eerste ziektejaar stoppen met re-integratie in het eigen bedrijf. De re-integratie-inspanningen worden dan volledig gericht op het tweede spoor: passend werk bij een andere werkgever. Dit kan alleen met instemming van de werknemer of met toestemming van het UWV. Als het eerste spoor wordt afgesloten, hoeft de werkgever de functie van de zieke werknemer niet langer beschikbaar te houden. Herstelt de werknemer in het tweede jaar volledig, dan mag hij niet worden ontslagen zolang hij zijn oude werk niet hervat. De werkgever moet dan het volledige loon doorbetalen. Na twee jaar kan de werkgever wel een beroep doen op een nieuwe ontslaggrond. Aanleiding wetsvoorstel Vooral kleine werkgevers ervaren de huidige verplichtingen bij ziekte als zwaar. Twee jaar loondoorbetaling en re-integratieverplichtingen vormen drempels voor het aanbieden van vaste contracten. Door eerder duidelijkheid te geven over het re-integratietraject, kunnen werkgevers sneller schakelen en vacatures invullen. Dit zou de drempel voor het aannemen van personeel moeten verlagen. Kritiek van de Raad van State De Raad van State is kritisch op het wetsvoorstel. De voorgestelde wijziging biedt volgens haar slechts beperkte verlichting. De financiële verplichtingen blijven grotendeels bestaan, en het risico bestaat dat re-integratiekansen van werknemers juist afnemen. Re-integratie in het eerste spoor is namelijk vaak succesvoller dan in het tweede spoor. Ook verwacht de Raad dat het UWV fors meer werk krijgt, terwijl daar nu al grote achterstanden zijn. Gevolgen voor het UWV en de WIA Het UWV moet extra beoordelingen uitvoeren, wat de druk op de organisatie verder vergroot. Tegelijkertijd wordt de toetsing van het eerste spoor bij een WIA-aanvraag beperkt of zelfs overgeslagen. Dit kan leiden tot een hogere instroom in de WIA, zeker als werkgevers en werknemers strategisch omgaan met de nieuwe regels. Nieuwe ontslaggrond en compensatie Het wetsvoorstel introduceert een nieuwe ontslaggrond voor situaties waarin het eerste spoor is afgesloten. Kleine werkgevers kunnen in dat geval aanspraak maken op compensatie van de transitievergoeding. Voor middelgrote werkgevers is dit onzeker, omdat er een ander wetsvoorstel in voorbereiding is dat deze compensatie voor hen mogelijk uitsluit. Als je naar aanleiding van bovenstaande informatie vragen hebt, kun je contact opnemen met je contactpersoon bij Florys. Je kunt ook bellen met ons algemene nummer 0184-208208 of een e-mail sturen naar info@florys.nl .