Leendert Izelaar

Arbeidsjurist

In een vorige bijdrage gaven we aan dat de arbeidsovereenkomst de deur is naar het arbeidsrecht. Het is dan ook van belang om duidelijkheid te krijgen over de vraag wanneer er sprake is van zo’n overeenkomst. In deze bijdrage gaan we in op de vraag wanneer er een arbeidsovereenkomst bestaat in de situatie waarin de verhouding tussen partijen niet schriftelijk is vastgelegd.

Arbeidsverhouding

Is in elke situatie waarin iemand, zonder schriftelijke arbeidsovereenkomst, werkzaamheden uitvoert voor een ander sprake van een arbeidsverhouding? Het antwoord luidt ontkennend. De voorbeelden liggen voor het oprapen: iemand die vrijwilligerswerk doet heeft geen arbeidsovereenkomst omdat hij geen beloning ontvangt. Hetzelfde geldt voor iemand die zijn buurman helpt bij het knippen van de heg. Maar hoe zit het met iemand die wekelijks tegen een vergoeding het toilet schoonmaakt bij een bouwonderneming?

Rechtsvermoeden

De wetgever heeft de persoon die arbeid verricht voor een ander een ‘tool’ in handen gegeven om aanspraak te maken op een formele arbeidsovereenkomst. Het betreft het rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst. Dit is als volgt in de wet vastgelegd:

Hij die ten behoeve van een ander tegen beloning door die ander gedurende drie opeenvolgende maanden, wekelijks dan wel gedurende ten minste twintig uren per maand arbeid verricht, wordt vermoed deze arbeid te verrichten krachtens arbeidsovereenkomst.

Referteperiode

Er kan (pas) een beroep gedaan worden op dit rechtsvermoeden nadat gedurende drie maanden arbeid is verricht. De arbeid moet zijn verricht ten behoeve van degene die de beloning daarvoor verstrekt.

Arbeidsomvang

Gedurende de referteperiode van drie maanden moet de arbeid wel een bepaalde omvang hebben. Hiervan is sprake indien wekelijks arbeid wordt verricht. Aan deze eis wordt ook voldaan indien ten minste 20 uren per maand arbeid wordt verricht.

Vermoeden arbeidsovereenkomst

Omdat van een rechtsvermoeden sprake is, staat bij een beroep op het rechtsvermoeden niet direct vast dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Degene voor wie de arbeid wordt verricht kan een beroep op het vermoeden onderbouwd afwijzen.

Conclusie

Het rechtsvermoeden arbeidsovereenkomst biedt de werknemer een voordeel bij het onderbouwen van zijn stelling dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Werkgevers mogen een beroep op het rechtsvermoeden weerleggen. Wanneer een werknemer met succes een beroep doet op het rechtsvermoeden is het aan te raden de arbeidsovereenkomst schriftelijk vast te leggen.

Wanneer u naar aanleiding van deze bijdrage vragen hebt, kunt u contact opnemen via douwe@florys.nl of 0184 – 208 208.